Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AA8457

Datum uitspraak2000-11-08
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers98/01565
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 98/01565 HET GERECHTSHOF TE ’s-HERTOGENBOSCH PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Grote ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op zijn bezwaarschrift betreffende de hem voor het jaar 1993 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. De mondelinge behandeling De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 25 oktober 2000 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede, de Inspecteur. Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 8 november 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan. De beslissing Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak. De gronden (1) Belanghebbendes huidige gemachtigde heeft ter zitting uitdrukkelijk verklaard dat niet in geschil is dat belanghebbendes toenmalige gemachtigde Q ten behoeve van belanghebbende om uitstel tot 1 maart 1995 heeft verzocht, dat de Inspecteur dit uitstel heeft verleend en dat de Inspecteur zulks op duidelijke wijze aan Q heeft kenbaar gemaakt op een moment dat deze nog de gemachtigde van belanghebbende was. Het uitstel is derhalve op juiste wijze aan belanghebbende verleend en in de persoon van zijn toenmalige gemachtigde aan hem kenbaar gemaakt. De omstandigheden dat Q, naar belanghebbende stelt, het uitstel niet aan hem heeft medegedeeld en ook niet aan zijn huidige gemachtigde, kunnen hier niet aan afdoen. De aanslag is derhalve binnen de wettelijke termijn van drie jaren plus de duur van het verleende uitstel opgelegd. Voor dit geval is niet in geschil dat de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd. (2) Nu het beroep ongegrond is en bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, vindt het Hof geen aanleiding de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten. (3) Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal. Aldus vastgesteld op 8 november 2000 door J.A. Meijer, voorzitter, P. Fortuin en B.D. Teunissen, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 13 november 2000 Het aanwenden van een rechtsmiddel: U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende fl. 150,=. Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak eveneens een griffierecht van fl. 150,= verschuldigd. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.